Samenvatting
In het eerste hoofdstuk heb ik uitgelegd welke technische aspecten er mee spelen bij het maken van een foto. Dit zijn de diafragma, sluitertijd, ISO-waarde en witbalans.
Het diafragma bepaalt hoeveel licht er op de sensor kan vallen en met welke snelheid. Met het diafragma kan bepaald worden welke delen er scherp en onscherp moeten zijn. Het diafragma wordt altijd weergegeven in een f-getal. Veel scherptediepte is een laag f-getal. Weinig scherptediepte is een hoog f-getal.
De sluitertijd is de tijd die de sluiter open blijft staan om het licht op de sensor te laten vallen. Een korte sluitertijd is 1/1000e van een seconde en een lange sluitertijd is 1 seconde. Als het een bewegend beeld is moet het een kortere sluitertijd zijn. Wil je bijvoorbeeld een bewegende sterrenhemel fotograferen dan moet je juist een hele lange sluitertijd gebruiken, soms van een aantal minuten.
De ISO-waarde bepaald hoe lichtgevoelig een camera moet reageren op het licht dat via de sensor naar binnen valt. De sensor heeft wel genoeg licht nodig om een goed beeld te vormen. Bij een lage ISO-waarde van bijvoorbeeld 100 zal er weinig ligt op de sensor vallen maar is bijvoorbeeld prima om een foto overdag te maken. Moet er nou een foto gemaakt worden bij een optreden dan zal je ISO al snel omhoog moeten naar de 6000. De sensor heeft op zo’n moment dus veel meer licht nodig, omdat er weinig licht is zal de camera dus veel meer licht zoeken in de omgeving.
Als laatste is er nog de witbalans. Dit gaat over de kleur van het wit in de foto. De camera zoekt de goede kleur wit, en gaat vanuit daar de andere kleuren berekenen. Als de witbalans niet de goede kleur is zullen alle andere kleuren dus ook niet goed worden.
In het tweede hoofdstuk heb ik het gehad over wat het verschil is tussen een snapshot en een goede foto. Heel veel mensen maken foto’s. Maar de meeste mensen maken snapshots. Dit is een foto die heel snel is genomen, vaak zonder dat er naar de technische instellingen wordt gekeken. Het is een registratie van een gebeurtenis. Vaak gemaakt met een telefoon of een compact cameraatje in de automatische stand. De compositie is vaak niet heel mooi. Een goede foto daarentegen is een foto waarbij veel aandacht is besteed aan de technische aspecten en er meer tijd is genomen voor het maken van de foto. Ook wordt er bij een goede foto nagedacht over de compositie en de boodschap die de foto overbrengt. De instellingen worden vaak per foto weer veranderd en aangepast aan de omstandigheden.
In het laatste hoofdstuk over de goede fotograaf heb ik twee bekende fotografen geïnterviewd namelijk Hans van den Boogaard en Koen van Weel. Hans en Koen zijn beide fotojournalisten, maar wel van een heel ander genre. Hans is meer een documentaire fotograaf en Koen neigt meer naar de Pers kant toe. Koen is een fotograaf die zichzelf veel heeft aangeleerd en van nature al aanleg voor de fotografie heeft en opgroeit met een fotograferende vader. Ook Hans is een fotograaf die autodidact is. Hans begint zelf vaak met een project dat later een opdracht wordt doordat kranten of andere media het interessant vinden. Koen werkt voor het Algemeen Nederlands Persbureau en krijgt van te voren een opdracht, en hij voert bijna geen eigen projecten uit.
Tevens heb ik het in het laatste hoofdstuk over beroemde fotografen. In de Nederlandse fotografie geschiedenis zijn er drie vooraanstaande fotografen te noemen. Dit zijn Ed van der Elsken, Erwin Olaf en Anton Corbijn. Ed van der Elsken was de eerste straatfotograaf. Hij legde vooral de bijzondere types en gebeurtenissen vast die hij op de straten van Parijs en Amsterdam tegen kwam. Hij had drie periodes in zijn fotografie, dit door zijn drie verschillende vrouwen waar hij mee samen was. Naast foto’s maakte hij ook films.
Erwin Olaf staat bekend om zijn bizarre beelden. Hij is een geënsceneerd fotograaf. Alles moet tot in elk detail perfect zijn. Hij gebruikt gekke zettingen en creëert zo beelden waar men langer naar zal moeten kijken om het te snappen. Vaak zit er een boodschap in zijn foto’s.
Anton Corbijn maakt vooral foto’s van musici en bekende personen. Hij staat erom bekend dat hij met veel artiesten ook een persoonlijke band heeft. Corbijn fotografeert alleen mensen die hij zelf interessant vindt. Tegenwoordig maakt Anton vooral veel films en is hij regisseur.
Het diafragma bepaalt hoeveel licht er op de sensor kan vallen en met welke snelheid. Met het diafragma kan bepaald worden welke delen er scherp en onscherp moeten zijn. Het diafragma wordt altijd weergegeven in een f-getal. Veel scherptediepte is een laag f-getal. Weinig scherptediepte is een hoog f-getal.
De sluitertijd is de tijd die de sluiter open blijft staan om het licht op de sensor te laten vallen. Een korte sluitertijd is 1/1000e van een seconde en een lange sluitertijd is 1 seconde. Als het een bewegend beeld is moet het een kortere sluitertijd zijn. Wil je bijvoorbeeld een bewegende sterrenhemel fotograferen dan moet je juist een hele lange sluitertijd gebruiken, soms van een aantal minuten.
De ISO-waarde bepaald hoe lichtgevoelig een camera moet reageren op het licht dat via de sensor naar binnen valt. De sensor heeft wel genoeg licht nodig om een goed beeld te vormen. Bij een lage ISO-waarde van bijvoorbeeld 100 zal er weinig ligt op de sensor vallen maar is bijvoorbeeld prima om een foto overdag te maken. Moet er nou een foto gemaakt worden bij een optreden dan zal je ISO al snel omhoog moeten naar de 6000. De sensor heeft op zo’n moment dus veel meer licht nodig, omdat er weinig licht is zal de camera dus veel meer licht zoeken in de omgeving.
Als laatste is er nog de witbalans. Dit gaat over de kleur van het wit in de foto. De camera zoekt de goede kleur wit, en gaat vanuit daar de andere kleuren berekenen. Als de witbalans niet de goede kleur is zullen alle andere kleuren dus ook niet goed worden.
In het tweede hoofdstuk heb ik het gehad over wat het verschil is tussen een snapshot en een goede foto. Heel veel mensen maken foto’s. Maar de meeste mensen maken snapshots. Dit is een foto die heel snel is genomen, vaak zonder dat er naar de technische instellingen wordt gekeken. Het is een registratie van een gebeurtenis. Vaak gemaakt met een telefoon of een compact cameraatje in de automatische stand. De compositie is vaak niet heel mooi. Een goede foto daarentegen is een foto waarbij veel aandacht is besteed aan de technische aspecten en er meer tijd is genomen voor het maken van de foto. Ook wordt er bij een goede foto nagedacht over de compositie en de boodschap die de foto overbrengt. De instellingen worden vaak per foto weer veranderd en aangepast aan de omstandigheden.
In het laatste hoofdstuk over de goede fotograaf heb ik twee bekende fotografen geïnterviewd namelijk Hans van den Boogaard en Koen van Weel. Hans en Koen zijn beide fotojournalisten, maar wel van een heel ander genre. Hans is meer een documentaire fotograaf en Koen neigt meer naar de Pers kant toe. Koen is een fotograaf die zichzelf veel heeft aangeleerd en van nature al aanleg voor de fotografie heeft en opgroeit met een fotograferende vader. Ook Hans is een fotograaf die autodidact is. Hans begint zelf vaak met een project dat later een opdracht wordt doordat kranten of andere media het interessant vinden. Koen werkt voor het Algemeen Nederlands Persbureau en krijgt van te voren een opdracht, en hij voert bijna geen eigen projecten uit.
Tevens heb ik het in het laatste hoofdstuk over beroemde fotografen. In de Nederlandse fotografie geschiedenis zijn er drie vooraanstaande fotografen te noemen. Dit zijn Ed van der Elsken, Erwin Olaf en Anton Corbijn. Ed van der Elsken was de eerste straatfotograaf. Hij legde vooral de bijzondere types en gebeurtenissen vast die hij op de straten van Parijs en Amsterdam tegen kwam. Hij had drie periodes in zijn fotografie, dit door zijn drie verschillende vrouwen waar hij mee samen was. Naast foto’s maakte hij ook films.
Erwin Olaf staat bekend om zijn bizarre beelden. Hij is een geënsceneerd fotograaf. Alles moet tot in elk detail perfect zijn. Hij gebruikt gekke zettingen en creëert zo beelden waar men langer naar zal moeten kijken om het te snappen. Vaak zit er een boodschap in zijn foto’s.
Anton Corbijn maakt vooral foto’s van musici en bekende personen. Hij staat erom bekend dat hij met veel artiesten ook een persoonlijke band heeft. Corbijn fotografeert alleen mensen die hij zelf interessant vindt. Tegenwoordig maakt Anton vooral veel films en is hij regisseur.
Conclusie
Een fotograaf is goed als hij alle componenten op het juiste moment bij mekaar kan brengen. Dus als de ISO-waarde goed ingesteld is en dus de juiste hoeveelheid licht op de sensor valt. De sluitertijd en de diafragma werken nauw samen, een groter diafragma is een kleinere sluitertijd omdat anders te veel licht op de sensor valt. Dus deze twee moeten perfect op elkaar ingesteld worden en als laatste bepaald de witbalans de juiste kleur in de foto dus ook die moet goed staan.
Een fotograaf maakt een foto wanneer hij denkt dat het een goede compositie zal worden en hij past deze later op de computer vaak nog aan. Een fotograaf kan dus eigenlijk bepalen wat er in het nieuws komt. De fotograaf bepaalt het kader van de foto. Snijdt hij de mensen aan de zijkanten van de foto van de foto eraf waardoor het lijkt alsof er maar een persoon aan het protesteren is tegen twintig politieagenten. Dit is dus een hele andere boodschap dan als hij daar samen met nog honderden anderen staat. De fotograaf bepaald dus waar de aandacht naar toe getrokken wordt en welke boodschap er over gebracht gaat worden.
Een goede foto komt tot stand als een foto interessant is en als er lang naar gekeken kan worden. Het is een foto die geen beschrijving nodig heeft óf juist een foto die veel vragen oproept. Oftewel een foto dat als die op een tentoonstelling zou hangen, men er niet voorbijloopt, maar juist blijft staan kijken.
Zo citeer ik nog een keer Erwin Olaf tijdens de uitzending van Collegetour in 2014: “In “In 1 seconde moet een foto iets met je doen, er moet een haakje aan zitten en moet langzaam of snel naar binnen gaan. Om lang mee te gaan moet een foto toch langzaam in je ziel gaan hechten. Het is een kwestie van gevoel, een optelsom van helder en eerlijk. Geen onoprechtheid. Een foto moet er ambachtelijk goed uitzien.”
En zo ook nog een mooi citaat uit het interview dat ik gehouden heb met Hans:
“Voor mij moet er echt iets geks in zitten. Een foto hoeft niet perfect te zijn, hij mag zelfs van mij onscherp zijn. Maar er moet iets in zitten dat je op een ander been gezet wordt. Dat lukt meestal niet maar ik probeer het wel. Dat mensen mijn foto zien en denken ‘he wat zie ik daar nou?’.”
En wat is dan een goede fotograaf? Dat is een fotograaf die dat dus kan bereiken. Dat men blijft staan kijken naar de foto. De goede fotograaf hoeft niet meer na te denken over alle techniek die er bij de camera komt kijken, dit moet vanzelf gaan net zoals bij autorijden. Als dat goed gaat dan kan de fotograaf zich volledig richten op wat er voor de camera gebeurd. Van te voren wordt bedacht door de fotograaf naar wat voor iets hij op zoek is, en wat er geschoten moet worden. De ene fotograaf doet dit voor zichzelf, de ander voor de opdrachtgever. De fotograaf is altijd opzoek naar het bijzondere beeld. Dat ene wat de foto speciaal maakt. Er gaat vaak een jarenlange training vooraf om de juiste compositie op het juiste moment te kunnen maken. Dat maakt het verschil tussen een snapshotter en een goede fotograaf. Een goede fotograaf laat niets aan het toeval over zoals dat wel zo is bij iemand die een snapshot maakt.
Van te voren doet een fotograaf vaak research. Hij zoekt informatie over de plaats waar hij naar toe gaat en wat er daar voor gebeurtenissen zich gaan afspelen. Bij het maken van een portret wordt er onderzoek gedaan naar de persoon die voor de camera gaat komen te staan. Een fotograaf zal dus niet snel onvoorbereid naar een opdracht toe gaan, want dat belemmert dus het maken van de foto’s en zorgt voor afleiding. De fotograaf is meestal op tijd van te voren aanwezig op de plek waar later foto’s gemaakt moet gaan worden. Bij voorstellingen gaat de fotograaf vaak dagen van te voren al langs, en ook bij de repetities moet onderzoek gedaan worden. Bij een belangrijk evenement gaat een fotograaf van te voren al kijken waar hij wil gaan staan en wat de beste plek is om de gewenste foto’s te krijgen.
Nou zou je dus denken dat nadat dit zo onderzocht is dat als je dit zou lezen dat iedereen een goede fotograaf zou kunnen worden. Maar daar geloof ik niet zo sterk in. Ik denk wel dat iedereen een fotograaf zou kunnen worden, maar niet perse een goede. Ik vergelijk het maar even met autoracen. Je kan iemand uitleggen hoe je moet racen, en dat iemand dat ook kan. Dat hij de auto automatisch kan besturen en snapt hoe alles werkt. Hij kan dan misschien wel een auto coureur zijn, maar misschien niet een goede.
Je kan wel een goede fotograaf worden door heel veel te fotograferen. Veel te doen én veel te kijken. Veel zelf uit te zoeken. Veel naar musea en in boeken kijken. Kijken naar andere fotografen. Bedenken waarom een kunstwerk goed is. Maar naast dit alles is het heel belangrijk om een goede feeling te krijgen met het vak, uiteindelijk goed kunnen aanvoelen als er een mooi fotomoment aan komt. Opvallen is het allerbelangrijkste en goed kunnen verwoorden waarom je iets goed vind.
Het antwoord van de hoofdvraag: Welk moment kiest de fotograaf om zijn ontspanknop in te drukken en waarom? Is als volgt. De fotograaf maakt de foto als zijn camera op de gewenste instellingen is ingesteld. Hij heeft geobserveerd naar wat er zich voor de camera afspeelt en heeft een interessant beeld gezien door de zoeker. Als dat zo is maakt hij de foto. Het is vaak dus een kwestie van het aanvoelen. Het fotograferen gaat vaak heel snel. De fotograaf moet dus een goede feeling hebben voor wat goede composities zijn. En tijdens het maken van de foto weet de fotograaf al wat voor boodschap hij erachter geeft. De fotograaf is heel erg bewust van wat hij doet.
Instellen, kijken en Klik!
Een fotograaf maakt een foto wanneer hij denkt dat het een goede compositie zal worden en hij past deze later op de computer vaak nog aan. Een fotograaf kan dus eigenlijk bepalen wat er in het nieuws komt. De fotograaf bepaalt het kader van de foto. Snijdt hij de mensen aan de zijkanten van de foto van de foto eraf waardoor het lijkt alsof er maar een persoon aan het protesteren is tegen twintig politieagenten. Dit is dus een hele andere boodschap dan als hij daar samen met nog honderden anderen staat. De fotograaf bepaald dus waar de aandacht naar toe getrokken wordt en welke boodschap er over gebracht gaat worden.
Een goede foto komt tot stand als een foto interessant is en als er lang naar gekeken kan worden. Het is een foto die geen beschrijving nodig heeft óf juist een foto die veel vragen oproept. Oftewel een foto dat als die op een tentoonstelling zou hangen, men er niet voorbijloopt, maar juist blijft staan kijken.
Zo citeer ik nog een keer Erwin Olaf tijdens de uitzending van Collegetour in 2014: “In “In 1 seconde moet een foto iets met je doen, er moet een haakje aan zitten en moet langzaam of snel naar binnen gaan. Om lang mee te gaan moet een foto toch langzaam in je ziel gaan hechten. Het is een kwestie van gevoel, een optelsom van helder en eerlijk. Geen onoprechtheid. Een foto moet er ambachtelijk goed uitzien.”
En zo ook nog een mooi citaat uit het interview dat ik gehouden heb met Hans:
“Voor mij moet er echt iets geks in zitten. Een foto hoeft niet perfect te zijn, hij mag zelfs van mij onscherp zijn. Maar er moet iets in zitten dat je op een ander been gezet wordt. Dat lukt meestal niet maar ik probeer het wel. Dat mensen mijn foto zien en denken ‘he wat zie ik daar nou?’.”
En wat is dan een goede fotograaf? Dat is een fotograaf die dat dus kan bereiken. Dat men blijft staan kijken naar de foto. De goede fotograaf hoeft niet meer na te denken over alle techniek die er bij de camera komt kijken, dit moet vanzelf gaan net zoals bij autorijden. Als dat goed gaat dan kan de fotograaf zich volledig richten op wat er voor de camera gebeurd. Van te voren wordt bedacht door de fotograaf naar wat voor iets hij op zoek is, en wat er geschoten moet worden. De ene fotograaf doet dit voor zichzelf, de ander voor de opdrachtgever. De fotograaf is altijd opzoek naar het bijzondere beeld. Dat ene wat de foto speciaal maakt. Er gaat vaak een jarenlange training vooraf om de juiste compositie op het juiste moment te kunnen maken. Dat maakt het verschil tussen een snapshotter en een goede fotograaf. Een goede fotograaf laat niets aan het toeval over zoals dat wel zo is bij iemand die een snapshot maakt.
Van te voren doet een fotograaf vaak research. Hij zoekt informatie over de plaats waar hij naar toe gaat en wat er daar voor gebeurtenissen zich gaan afspelen. Bij het maken van een portret wordt er onderzoek gedaan naar de persoon die voor de camera gaat komen te staan. Een fotograaf zal dus niet snel onvoorbereid naar een opdracht toe gaan, want dat belemmert dus het maken van de foto’s en zorgt voor afleiding. De fotograaf is meestal op tijd van te voren aanwezig op de plek waar later foto’s gemaakt moet gaan worden. Bij voorstellingen gaat de fotograaf vaak dagen van te voren al langs, en ook bij de repetities moet onderzoek gedaan worden. Bij een belangrijk evenement gaat een fotograaf van te voren al kijken waar hij wil gaan staan en wat de beste plek is om de gewenste foto’s te krijgen.
Nou zou je dus denken dat nadat dit zo onderzocht is dat als je dit zou lezen dat iedereen een goede fotograaf zou kunnen worden. Maar daar geloof ik niet zo sterk in. Ik denk wel dat iedereen een fotograaf zou kunnen worden, maar niet perse een goede. Ik vergelijk het maar even met autoracen. Je kan iemand uitleggen hoe je moet racen, en dat iemand dat ook kan. Dat hij de auto automatisch kan besturen en snapt hoe alles werkt. Hij kan dan misschien wel een auto coureur zijn, maar misschien niet een goede.
Je kan wel een goede fotograaf worden door heel veel te fotograferen. Veel te doen én veel te kijken. Veel zelf uit te zoeken. Veel naar musea en in boeken kijken. Kijken naar andere fotografen. Bedenken waarom een kunstwerk goed is. Maar naast dit alles is het heel belangrijk om een goede feeling te krijgen met het vak, uiteindelijk goed kunnen aanvoelen als er een mooi fotomoment aan komt. Opvallen is het allerbelangrijkste en goed kunnen verwoorden waarom je iets goed vind.
Het antwoord van de hoofdvraag: Welk moment kiest de fotograaf om zijn ontspanknop in te drukken en waarom? Is als volgt. De fotograaf maakt de foto als zijn camera op de gewenste instellingen is ingesteld. Hij heeft geobserveerd naar wat er zich voor de camera afspeelt en heeft een interessant beeld gezien door de zoeker. Als dat zo is maakt hij de foto. Het is vaak dus een kwestie van het aanvoelen. Het fotograferen gaat vaak heel snel. De fotograaf moet dus een goede feeling hebben voor wat goede composities zijn. En tijdens het maken van de foto weet de fotograaf al wat voor boodschap hij erachter geeft. De fotograaf is heel erg bewust van wat hij doet.
Instellen, kijken en Klik!